Pleidooi voor de vlier

René Alblas

12 juni 2015 .

DOOR: RENÉ ALBLAS

Ik ben opgegroeid tussen de vlier. Rondom de tuin van mijn ouders stonden oude vlierstruiken die ik als kind voor bomen aanzag. Ik bouwde er hutten in, hing er schommels aan en in de zomer knoopte ik zelfs een hangmat tussen twee vlierstammen.

De struiken bepaalden ook een beetje mijn eerste tijdsbeleving. Als er eind mei witte bloemetjes in kwamen, dan was ik bijna jarig. En als de vlierbessen in juli mooi zwart kleurden dan gingen we meestal op vakantie. Ook wist ik al snel dat die zwarte bessen mijn moeder niet vrolijk stemden, “Die rotvogels schijten mijn hele wasgoed paars”.

Hier in de Vogezen geniet ik ook van de vlierstruiken in mijn tuin. Toegegeven, de vlierstruik is niet zo uitbundig als een bloesemende appelboom, een sering of een knalgele bremstruik. Maar voor mij heeft de vlier wel een soort van vanzelfsprekende schoonheid. De schermbloemen zijn op hun mooist als een deel van de witte bloemetjes al uit is gekomen en een deel nog in de knop zit. Ik heb wel eens geprobeerd die schoonheid in huis te halen, maar dat is zinloos. In een vaas houdt een vliertak het hooguit een uurtje vol.

Maar de vlierstruik biedt nog veel meer. Van de bloesems kun je siroop maken of ze door een tempura-deegje halen en frituren. De bessen zijn zo uit de hand niet heel smakelijk, maar in jam en taarten wel heel lekker.

Het hout van een oude vlierstruik is zacht en is makkelijk uit te hollen om eenvoudige blaasinstrumentjes te maken.

De paarsblauwe kleurstof van de vlier is nogal intens en laat zich met een beetje thee, aluin en arabische gom tot een fraaie inkt verwerken. Nu ik dat weet snap ik nog beter waarom mijn moeder zo’n hekel aan vlierbessen had.


Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste natuurnieuws van Roots!


Meer Bladgroen