Frans Buissink over het maarts viooltje

René Alblas

7 maart 2019 .

“Het maarts viooltje laat je de lente ruiken”, schreef Frans Buissink. Onlangs overleed deze mede-oprichter van Roots’ voorganger Grasduinen. Zijn natuurobservaties waren uniek en geniaal, zo ook deze beschrijving van het maarts viooltje.

Bij het schilderen grijp ik geregeld naar de tube violet. Puur gebruikt wel een heftige kleur, maar gemengd met geel kun je er een subtiel, zacht grijs van maken voor in een laag-Hollands landschap. Nooit eerder had ik erbij stilgestaan waarom deze bijzondere kleur violet genoemd wordt. Tot ik een duik nam in de verborgen biologie van het maarts viooltje: Viola odorata.

Tuincentrumflapviolen

Prominent lid van het gezelschap blauwe viooltjes. In de inheemse flora zijn er twaalf soorten viooltjes te vinden. Vier zijn er meerkleurig én klein en willen niets te maken hebben met die opgevoerde tuincentrumflapviolen. De rest van de wilde familie Viola is in allerlei schakeringen blauwachtig, met een lichte neiging naar paars. Daar werden ooit violette kleurstoffen van gemaakt, maar die waren niet stabiel en verbleekten snel. Chemie maakt een betrouwbaarder violet.

Violette sprei

Ik kijk nu met andere ogen naar mijn grijsgrinten tuinpad, dat elk jaar rond maart een violette sprei krijgt van maartse viooltjes, die een netwerk van wortels en uitlopers hebben gebreid onder het deel van het pad waar weinig gelopen wordt. Het is zeker het mooiste tuinpad van het dorp en sowieso het geurigste. Maartse viooltjes laten je de lente ruiken. Ze heten ook wel welriekende viooltjes en op z’n Latijns ‘odorata’.

Plantenintelligentie

Op het tuinpad is het een drukte van jewelste van hongerige hommels, bijen en vroege vlinders die op de geur af komen en snoepen van de nectar. Dat zit in een spoor, een spits uitlopend aanhangseltje aan een van de vijf kroonblaadjes. De bezoekers worden gedwongen mee te werken aan de overdracht van stuifmeel op stamper. Nu is het viooltje eenhuizig: meeldraden en stamper zitten bij elkaar op dezelfde bloem. Plantenintelligentie heeft iets bedacht om te voorkomen dat eigen pollen op eigen stamper terechtkomen.

Buik met stuifmeel

Het insect dat de nectarpot wil bereiken, kruipt eerst langs de top van de stamperstijl met kleverig vocht. Dan veegt hij met zijn plakkerige buik langs de meeldraden. Dan pas kan hij drinken. Met zijn natte buik vol stuifmeel vliegt hij door naar een volgend viooltje, weer langs de stamperstijl, maar nu met een buik met stuifmeel, dat op de stamper blijft kleven en voor bevruchting zorgt.

Cleistogamie

Er zit geen garantie op deze methode. Het insect moet dan wel op een viooltje van dezelfde soort terecht komen. Dat gaat vaak niet goed en dat geeft heel wat kruisingen tussen diverse soorten blauwe viooltjes. En deze methode lukt alleen met insecten als hommels en bijen. Vlinders en wolzwevers slurpen aan de nectar met een lange tong en raken de stamperstijl niet aan. Wil het bestuiven door insecten in een koud voorjaar niet lukken, dan schakelt het viooltje over op wat cleistogamie wordt genoemd. De bloemknoppen blijven dicht en de bloemen bestuiven zichzelf.

Hoe de maartse viooltjes op mijn tuinpad terecht zijn gekomen, weet ik niet. De plant is niet algemeen, zeker niet in de noordelijke helft van ons land. Misschien is hij gebracht door mieren. Violen zijn bekend om hun overheerlijke mierenbroodjes die aan de zaden zitten en daarom door mieren over flinke afstanden versleept worden.

Foto: Lode Rubberecht


Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste natuurnieuws van Roots!


Meer Bladgroen