Het gaat goed met de koolmees

René Alblas

27 mei 2019 .

Na een aantal slechte jaren voor de koolmees, blijkt het jaar 2018 een succesjaar voor deze vogel te zijn geweest.

De werkgroep Nestkast onderzoekt jaarlijks de nestkasten van diverse vogelsoorten. Ze tellen de eieren en brengen de stand van verschillende soorten in kaart. In de afgelopen tien jaar analyseerde Nestkast meer dan 140.000 legsels van 24 vogelsoorten (890.000 eieren). Een indrukwekkende hoeveelheid, waardoor je een representatief beeld krijgt van de vogelstand in Nederland. In 2018 werden gegevens van 14.992 nestkasten ingestuurd door 156 deelnemende nestkastwerkgroepen en/of Sovon-controleurs, verdeeld over 264 terreinen.

Jonge koolmees, foto: Suzanne Wolff

Herstel van de koolmees

Uit de metingen van 2018 blijkt dat de koolmees en zwarte mees zich herstellen van de dip in legselgrootte in de periode 2012 tot 2016. In die jaren legden deze twee mezensoorten ineens één of soms zelfs twee eieren minder dan voorheen. De legsels werden daarmee tot maar liefst zestien procent kleiner. De oorzaak van deze verkleining is niet bekend. De pimpelmees kende ook een dip, maar deze soort herstelde zich (nog) niet, en zat met gemiddeld zo’n tien eieren nog wat aan de lage kant.

Het beeld van de legselgroottes was verder heel divers: naast koolmees en zwarte mees, legden ook de boomklever en gekraagde roodstaart iets vaker een eitje meer dan in de voorgaande jaren. De bonte vliegenvanger en ringmus deden dat niet en bleven gemiddeld. Pimpelmees, spreeuw, bosuil en holenduif legden minder eieren dan voorgaande jaren en doken daardoor onder hun gemiddelde.

Minder tweede legsels

Het warme weer van de lente en de zomer  van 2018 is een belangrijke verklaring voor het goede resultaat van de koolmees. Bij koud weer en regen koelen de jongen in het nest snel af en is voedsel zoeken voor de oudervogels lastig. Door de warme aprilmaand was daar geen sprake van. Integendeel: het stabiele, warme weer zorgde voor veel succesvolle nesten. De goede nestsuccessen voor de eerste legsels van de kool- en pimpelmees zorgden ervoor dat maar weinig mezen nog een tweede keer gingen broeden : koolmees . Bij 11,8 procent van de koolmees werd een tweede broedsel waargenomen, het jaar daarvoor was dat 23,6 procent. Er waren ook veel minder pimpelmezen die voor een tweede keer broedden, 3,1 procent tegenover 10,6 het jaar ervoor.

Wist je dat er maar liefst negen soorten mezen voorkomen in Nederland en België?

Foto bovenaan: Suzanne Wolff


Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste natuurnieuws van Roots!


Meer Nieuws