Ode aan het bosbeekje

Daniël Mulder

16 juni 2014 .

Veluwse beek, ook in de winter fascinerend om naar te kijken.

DOOR: DANIËL MULDER

Ooit dacht ik dit: als ik lang genoeg naar een beek kijk, snap ik waarom ik zo van beken hou. Een vreemde gedachte, want bij een kunstwerk of een vrouw werkt het ook niet zo. Langer kijken helpt niets om iets of iemand te doorgronden. Bij mij niet althans.

Meestal vang ik slechts een glimp van iets op, een flits van inzicht die doet denken aan een ijsvogel die een vis pakt (liefst wel uit een beek natuurlijk), waardoor je ineens weet: daarom dus. Het is vaak een kortstondig kiertje naar de waarheid die ik krijg te zien, hoewel ik van zo’n zwaar woord als waarheid het liefst een prop maak en die vervolgens met een boogje in de prullenbak werp. Meestal mis.

Beken zijn kieren in het bos. Ik groeide op met bosbeken, ze lagen min of meer in mijn Veluwse achtertuin. Dagenlang bouwde ik met vriendjes dammen en we lieten het water over de rand stromen, een kindervariant van Ruimte voor de rivier. Toen ik ouder werd dwaalde ik vaak alleen door het bos en altijd kwam ik uit bij een beek. Ik heb eens geprobeerd een beek te tekenen, ook dat eindigde in een prop.

Vorige week liep ik weer langs een beek en voor ik het wist zat ik aan de rand en staarde naar de varens op de beekwanden die altijd zo mooi zijn behangen met mos. Ik zag de lichtvlekken die door de boombladeren op het water spetterden. Ik zag ook de lichte schemering die altijd rond bosbeken hangt. En toen schoot ineens een blauwe streep voorbij. Toe maar, een ijsvogel. Ik bleef roerloos zitten en hopen op nog een blauwe flits. De zon draaide en wierp mijn schaduw over het water waardoor mijn silhouet zich vermengde met de beek. Dichter bij een beek dan op dat moment, ben ik nooit geweest.


Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste natuurnieuws van Roots!


Meer Blog