Ruim een week geleden bereikte de zon de Kreeftskeerkring en daarmee zijn we automatisch de zomer binnen gewandeld. Een seizoen waarin veel planten in bloei komen -zoals het pijpenstrootje op het Deelense Veld – en de vele tinten frisgroen plaatsmaken voor een meer egaal groen bladerdek. Bij een wandeling of fietstocht door De Hoge Veluwe zou je bijna vergeten dat hier op 20 april een grote brand woedde. Alleen de zwartgeblakerde dennenbomen herinneren er nog aan. Het gebied heeft verbazend snel zijn oorspronkelijke aanblik teruggekregen, maar wat nog veel belangrijker is: steeds meer soorten van de rode lijst blijken na de brand niet verdwenen te zijn. Het is al vaker genoemd, maar de enorme snelheid waarmee het vuur zich verplaatste, speelde daarbij een cruciale rol. De hitte-afgifte beperkte zich tot het bodemoppervlak en daardoor konden planten in de diepere strooisellaag overleven. Bij de heide, berken en wilgen was mij al opgevallen dat zij heel snel nieuwe uitlopers maakten, maar de afgelopen weken vond ik ook soorten als moeraswolfsklauw, gevlekte orchis en klokjesgentiaan in het gebied terug. Voor de klokjesgentiaan is het nog wel van belang dat ook de populaties gentiaanblauwtjes (een vlindersoort) en knoopmieren nog aanwezig zijn, want zij vormen samen met de klokjesgentiaan een bijzondere leefgemeenschap. Of dit zo is, zal de komende maanden duidelijk worden. Een plant die vanwege zijn groeiplaats in onze veenmoerassen op 20 april geen enkele schade heeft opgelopen, is de beenbreek. Het vuur is tot bij de IJzeren Man gekomen en doofde op het vochtige veen. In het oude smeltwaterdal, grenzend aan het ven, staat misschien wel de grootste Nederlandse populatie aan beenbreek. Duizenden planten staan op dit moment in bloei en kleuren het dal goudgeel. Beslist een zomerwandeling waard.