“De wrangwortel is een opkikker in de kleurloze, winterse wildeplantentuin”, schrijft Frans Buissink. Lees zijn boeiende beschrijving van twee verwante planten.
Zo rond de kerst steekt er een eigenaardige plantenfamilie de kop op. Helleborus heet het stel. Oftewel nieskruid. Van de gedroogde plantenwortels schijn je niespoeder te kunnen malen. Het bekendst is de kerstroos, de tuinplant die het in het winterhalfjaar op een bloeien zet met grote, ranonkelachtige bloemen, die aanvankelijk helder wit zijn, wat toch vreemd is voor een plant die officieel Helleborus niger heet. Zwarte helleborus, zou je dus denken. Die witte kerstroos is de lieveling op de kerstmarkt. In het wild bloeit hij pas in februari, maar de handel heeft dat een zetje naar voren gegeven. Maar hoe kerstig ook, de kerstroos is en blijft een helleborus, een Grieksachtig woord dat ‘dodelijke voedsel’ betekent.
Giftig
De hele familie is min of meer behept met het giftige helleborine. Dat is bij de gepamperde kerstroos wat minder, bij de wilde familieleden veel meer. Het schijnt het ergst te zijn bij het stinkend nieskruid. Dat heet dan ook voluit Helleborus foetidus, vertaald uit het Latijn: bezoedeld of afzichtelijk. Dat stinken klopt, maar verder begrijp ik het afzichtelijke niet zo. Het is een prachtplant. In Nederland nauwelijks inheems. Een zuiderling die af en toe wordt gevonden in een Limburgs hellingbos en op de Sint-Pietersberg bij Maastricht. Als tuinplant een aanrader met mooi palmachtig, donkergroen blad.
Even wachten
Het duurt even voordat hij bloemen gaat maken. Dat is soms twee jaar, maar dat kan ook vijf jaar worden. Maar dan heb je ook iets aparts: een pronte bloeistengel met groene bloemen met paarse randjes. Ze hebben alleen de groene kelkbladeren, de kroonbladeren zitten binnen en zijn vergroeid tot helder groene honingbakjes. Dat bloeien doet de plant twee keer in zijn leven. Na de tweede keer sterft hij af, maar heeft zich dan al kwistig uitgezaaid, daarbij geholpen door mieren. Aan de zaadjes zitten wat ze noemen mierenbroodjes, een aangeplakt lekker hapje dat de mieren verleidt de zaden naar hun nest te slepen. Onderweg verliezen ze weleens wat. En dan zie je in de kale winter her en der mini-nieskruidjes staan als kleine palmboompjes.
Wrangwortel
Wat meer verbreid en nauw verwant aan de kerstroos is de wrangwortel, Helleborus viridis, die al eeuwen tot de inheemse flora wordt gerekend. Waarschijnlijk ooit geïmporteerd als plant voor de veeartsenij. Hij was van oudsher een huismiddeltje tegen wrang; zo wordt het genoemd als een melkkoe geen melk geeft en een zieke, indrogende uier heeft waaraan zij ten slotte dood kan gaan. De oorzaak is Corynebacterium pyogenes, een bacterie die wordt overgebracht door stalvliegen en knutten. Men bestreed de infectie met plantengif. Men boorde gaatjes in de koeienhuid en stopte daar stukjes worstelstok van de wrangwortel in.
Opkikker
Of je nu zieke koeien hebt of niet, deze wrangwortel is een opkikker in de kleurloze, winterse wildeplantentuin. Met het gevingerde blad en de bloemen die net niet wit zijn, maar viridis, groenachtig. Nog niet zo lang geleden waren er niet veel helleborussen te koop, maar de familie is inmiddels populair geworden. De verzamelaar kan kiezen uit wel twintig soorten en variëteiten met allerlei bloemkleuren.