Rode bosmieren zijn met velen en bouwen samen de grootste nesten die we in het insectenrijk kennen. Eendracht maakt macht, is hun devies. Tezamen strijden ze voor hun kolonie, melken ze bladluizen, vangen ze duizenden insecten en bouwen ze aan hun nest. Bioloog en fotograaf René Krekels volgde jarenlang hun drukke leven en laat zien hoe de rode bosmieren het jaar doorbrengen.
Bijten en spuiten
Steken doen de rode bosmieren niet. Bijten wel, weet ik uit ervaring tijdens het fotograferen; het zachte vlees aan de onderzijde van mijn bovenarm is het meest gevoelig. Mierenzuur biedt een nog betere bescherming. Het zuur spuiten ze uit het achterlijf naar hun vijanden.
Feestelijk oogt het als de rode bosmieren in tegenlicht allemaal tegelijkertijd het zuur afvuren. Grotere dieren die het zuur in de ogen krijgen, zijn dan snel verdwenen. Het mierenzuur is ook prima inzetbaar om insecten te doden of te verlammen. Wel zo handig bij het transport van de vele prooien naar het mierennest.

Bladluizen melken
Belangrijk werk in het voorjaar is het zogenoemde melken van bladluizen. De luizen doen zich tegoed aan de sapstromen in struiken, bomen en kruiden. Mieren zoeken ze op en gebruiken ze als een soort melkkoe. Verzamelmieren lopen daarom vol verwachting tussen de ongevleugelde luizen die hun snuit in de sapstroom van de plant steken. Overtollig vocht moeten ze kwijt, uit hun achterlijf. De glimmende druppeltjes, bekend als honingdauw, bevatten veel suikers en aminozuren. Het rijke vocht zuigen de werkmieren dan ook met graagte op.
Als tegenprestatie – én uit eigenbelang – beschermen de mieren de luizen tegen vijanden, zoals kevers, larven van gaasvliegen en lieveheersbeestjes. Vaak is er een transportmier in de buurt om de ‘volle’ werkmier te verlossen van het zoete vocht. Eenmaal volgetankt, loopt zij terug naar het nest met de opbrengst van deze ‘melk’handel. En de werkmier gaat weer aan het werk.

Naalden slepen
Bij tijd en wijle lopen mieren voorbij met een wit steentje. Zo lijkt het tenminste. Het is echter een stukje hars, van een naaldboom losgetrokken. Dat blokje krijgt een plekje in het nest en voorkomt schimmels op of in het nest. Verder ondergaat het nest regelmatig groot onderhoud. Mieren verslepen verse naalden en kleine takjes. Veelal zijn de dennen- naalden vijf keer de lengte van de mier. Met een balanceertruc bereiken ze toch het nest. Takjes zijn zwaar en onhandig. Voor dit houttransport bundelen meerdere mieren hun krachten. Handig dat er zo veel bereidwillige werkers beschikbaar zijn.

Veel meer over het bijzondere leven van rode bosmieren, inclusief prachtige foto’s, lees en zie je in Roots mei.
Meer lezen
- Tijdens warme, zonnige dagen, krijgen mieren warme zonnige dagen, krijgen mieren het op hun heupen: dan gaan ze weer vliegen. Je ziet dat dan vooral aan grote groepen meeuwen die dan massaal op ze gaan jagen. Dit wordt wel de mierenbruiloft in de lucht genoemd, een bijzonder natuurfenomeen.
- Tien procent van alle soorten op land zijn afhankelijk van dood hout. En in een bos is dat percentage zelfs 40 procent. Ofwel: dood hout doet leven. In de vorm van duizenden insecten, vleermuizen, vogels, paddenstoelen, mossen en korstmossen, die allemaal dood hout nodig hebben om te overleven.
Tekst en foto’s: René Krekels