De brem bloeit in mei en juni op zijn weelderigst. Het is een altijd groene struik, de takken blijven groen, maar de kleine groene blaadjes vallen er in de loop van de zomer wel af. Hij komt voor op zandgrond, heidevelden, in de duinen en langs spoorwegen.
De brem lijkt veel op de zeldzamere gaspeldoorn, maar die herken je aan de lange scherpe stekels. De geurige bloemen trekken in deze maanden wolken insecten aan. Uit de brembloemen ontstaan uiteindelijk lange zwarte peulen van twee tot vier centimeter, die alleen aan de rand behaard zijn, voor de rest zijn ze kaal.
De twijgen van de brem zijn stevig, er worden zelfs bezems van gemaakt.