In de rubriek In de ban van… komen mensen aan het woord die een bijzondere fascinatie hebben voor één speciaal aspect van de natuur. Deze keer, in Roots juli-augustus, krekelkenner Baudewijn Odé. Hij is botanicus, werkt bij Floron en is bekend als plantenkenner. Wat niet iedereen weet, is dat hij ook een groot liefhebber is van krekels. Het muzikale van hun zang maakt hem elke keer weer gelukkig. ‘Krekels hebben echt een stém!’
Voor Baudewijn Odé is het verspreiden van zijn liefde voor krekels een serieuze zaak: “Het is een missie geworden. Toen ik de krekel eenmaal ontdekt had, dacht ik: wow, dit moet iederéén weten.” Die ontdekking vond al zo’n 45 jaar geleden plaats, in een bos op de Veluwe. Odé was een jaar of 15. “Ik hoorde iets boven me wat ik nog nooit gehoord had. Het was niet zomaar een beetje gerasp. Het leek op een vogel of krekel, maar ik wist dat krekels niet hoog in de bomen zitten. Wie of wat maakte dat geluid? Ik vond niets, tot ik op de grond keek. Daar zat een krekeltje, een boskrekel bleek later.
De bladeren van de eik bleken het geluid te weerkaatsen. Het was wonder lijk mooi, echt muziek. Ik kom uit een muzikale familie, had zeven jaar vioolles. Mijn moeder was dol op de zang van vogels en ik luisterde graag mee. Dus ik hoorde het wel: die krekeltjes hebben echt een stém. Geluiden in de natuur zijn prachtig: het gezang van vogels, maar ook andere geluiden, zoals het geluid van een stromend beekje – dat vind ik nog steeds. Toen al, op de middelbare school dus nog, maakte ik er opnamen van.”
Later, tijdens zijn studie, kreeg Odé de veldgids De krekels en sprinkhanen in de Benelux van Daniel Kruseman en Thijs Duijm. Toen realiseerde hij het zich pas goed: vogels zijn niet de enige dieren die muziek maken. Sprinkhanen en krekels kunnen het ook! “Nou ja zeg, dacht ik, en dat wéét ik allemaal niet! Er ging een wereld voor me open.”
Een helling vol fluitjes
Intussen werden de krekels steeds belangrijker voor Odé. Vakanties, vooral die in Zuid-Europa, werden anders. “Ik weet nog dat ik een keer buiten zat en een helling vol krekels hoorde. Een heel groot koor was dat. Die bergkrekels zijn magisch. Ze leven in de grond en komen als het donker is tevoorschijn. Dan gaan ze rondlopen en zingen. Ze wrijven steeds maar één keer hun vleugeltjes over elkaar. ‘Fuut!’ Hoor je dan. Fluitjes. Een hele helling vol fluitjes. Je hoort de berg, de hele ruimte. Een andere keer was ik op Cyprus. Daar leeft de tingelkrekel. Die maakt een wonderbaarlijk tingelend geluid. Twee dicht bij elkaar zittende toontjes. Ik hoorde ze op een zoutvlakte. Een hele vlakte vol hoge belletjes. Als ik zulke dingen hoor, word ik heel romantisch.”
In Nederland zijn er niet zo veel krekelsoorten. Een stuk of zes. “We hebben de huiskrekel, een cultuurvolger in bakkerijen en zo, maar nu zeldzaam. Verder de veenmol, de veldkrekel, de boskrekel, de boomkrekel en de spoorkrekel. De boomkrekel is er nog niet zo lang, hij kwam net als de Rijn bij Lobith het land binnen.
Het vervolg van deze ‘In de ban van’ lees je in Roots juli-augustus, nu in de winkels en eenvoudig te bestellen via de webshop. Daarin lees je ook hoe je de Nederlandse krekels van elkaar onderscheidt.
Tekst: Marjolein van Rotterdam Foto bovenaan: Getty Images
Meer lezen
- Roots-redacteur Paul Böhre ging op zoek naar de vliegende blauwvleugelsprinkhaan.
- Op deze video zie je hoe een bidsprinkhaan een kolibrie vangt.